Krentjebrij, pareltjesbrij, rozijnensoep of watergruwel. Een fris ouderwets nagerecht. Laat je niet afschrikken door
dat ‘gruwel’; in 1916 schreef J.C. Wannée het nog als gruel, wat nog steeds in het Engels
bestaat als ‘dunne pap’. Ik kom op het illustere idee als ik in een gestolen moment Desserts van ver&dichtbij doorblader:
Voor echte gort moet je naar de natuurvoedingswinkel (deze dan wel eerst een nacht weken), vluggort ligt bij de goed gesorteerde supermarkt in het vak. Krenten, rozijnen, zuidvruchten (eigen in- breng) zijn makkelijk genoeg gevonden. Maar wat mij de meeste hoofdbrekens oplevert is het gebruik van 'bessensap'. Wat voor bessensap dan? Ik zou denken aan roodblauw-kleurig, maar op het plaatje is de watergruwel blank. De krentjebrij (van Bressola) die in de winkel verkocht wordt, is dan weer wel spetterend van kleur. Ik besluit dat het niet uitmaakt.
Je zou de watergruwel ook koud kunnen eten, maar dat heeft niet bepaald mijn voorkeur. Warm is beter tijdens koude lentedagen. Het toetje is, zoals de meeste Oudhollandse desserts, (in correct Angelsaksisch) een 'no-nonsense, to-the-point' nagerecht met een niet al te hoge zoetfactor. Makkelijk te maken van ingrediënten die een tijdje in de voorraadkast kunnen overleven en vooral geinig door zijn nostalgische inborst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten